Kaartviewer (laden kan paar seconden duren)
Met een geschiedenis van ongeveer 1000 jaar is Delft een van de oudste steden van Zuid-Holland. De stad is ontstaan aan de Delf, een afwateringskanaal dat was gegraven ten behoeve van de ontginning van het veengebied. In 1246 werd aan Delft stadsrecht verleend, waarna de stad werd voorzien van vestingwerken en stadspoorten. Eeuwenlang kon de groei van de stad worden opgevangen binnen de grachtengordel. Halverwege de 19e eeuw werd de spoorlijn tussen Den Haag en Rotterdam aangelegd waarbij Delft een station kreeg aan de westzijde van de oude stad. In tegenstelling tot andere steden bracht dit aanvankelijk nauwelijks voorspoed. Pas in het begin van de 20e eeuw werden de eerste industriele activiteiten buiten de grachtengordel ontplooid. De nieuwe fabrieken werden vooral ten noorden en zuiden van de oude stad aan de Schie gebouwd. En met de komst van de fabrieken ontstonden de eerste nieuwe arbeiderswijken. Om ongebreidelde stadsuitbreidingen en troosteloze woonomstandigheden tegen te gaan trad in 1902 de Woningwet in werking. In deze wet werd onder andere bepaald dat steden moesten beschikken over een uitbreidingsplan. Na de Eerste Wereldoorlog was de werkloosheid enorm gestegen. Net zoals in andere steden werden werkverschaffingsprojecten opgezet om de werkzame bevolking bezig te houden. Een van de plannen was het dempen van een aantal grachten in de binnenstad, waarna op de plek van de Oude Delft een verdiepte trambaan zou worden aangelegd. Dit plan viel lang niet bij iedereen in de smaak. In de Delftse Courant volgde een stormloop van reacties van betrokken inwoners die de verdiepte trambaan beschouwden als een ernstige aantasting van het stadsschoon. Uitbreidingsplan Delft Het voornemen om de Oude Delft te dempen en het daaruit voortvloeiende protest waren voor de gemeente Delft aanleiding om een dempingscommissie in te stellen die zich moest buigen over deze kwestie. Deze commissie bestond uit de leden S.G. Everts, J.A.G. van der Steur, J.L. Schouten en H.P. Berlage, waarbij de laatste zijn naam aan de commissie mocht verbinden. Dit omwille van de successen die Berlage eerder had met uitbreidingsplannen voor Den Haag en Amsterdam Zuid. De commissie Berlage diende op 17 augustus 1921 een uitbreidingsplan in, bestaande uit een rapport en een bijpassende kaart. Dit rapport ging veel verder dan de demping zelf. Het betrof een integraal uitbreidingsplan waarbinnen het mobiliteitsvraagstuk meteen werd aangegrepen om een nieuwe bebouwingsschil rond de historische stad te bouwen, om zo de verwachte bevolkingsgroei voor de komende periode op te vangen. Speerpunten in het uitbreidingsplan waren:
De Hof van Delftlaan is de meest Berlagiaanse laan van Delft
1- Behoud oude stadskern Het oude stadscentrum moest zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke vorm worden behouden. Doorgaand verkeer werd uit het centrum geweerd, zodat nieuwe doorbraken niet nodig waren. Alleen de Raam werd doorgetrokken naar de Nieuwe Langendijk, waarbij twee bouwblokken werden doorsneden. 2- Verleggen Rijn-Schiekanaal Schepen groeiden, terwijl de doorvaarthoogte van de bruggen in het Rijn-Schiekanaal ongewijzigd bleef. Gevolg is dat er veel overlast werd ervaren bij de bruggen, zowel door verkeer op het land als op het water. Een nieuwe bredere gracht met hogere bruggen zou dit probleem ondervangen. 3- Nieuwe hoofdweg tussen Rotterdam en Den Haag Door een verwachte toename in verkeersstromen tussen Rotterdam en Den Haag moest een nieuwe rondweg worden aangelegd, zodat het doorgaande verkeer niet voor overlast zou zorgen in het centrum van Delft. Deze rondweg zou dan direct naast het nieuwe Rijn-Schiekanaal komen. 4- Aanleg verhoogd spoor Om te voorkomen dat weg- en waterverkeer zou moeten wachten op passerend treinverkeer, en vice versa, moest de bestaande spoorlijn tussen Rotterdam en Den Haag worden opgehoogd. Ten zuiden van de binnenstad had Berlage een monumentale universiteitscampus voor ogen. De eerste gebouwen in dit gebied, zoals de faculteit Mijnbouwkunde en Petroleumwinning en de Rode Scheikunde, waren ten tijde van de publicatie van dit plan al opgeleverd. Berlage voorzag dat dit stadslandschap met brede lanen en grote monumentale gebouwen zou verder worden doorgetrokken richting het zuiden. Andere opvallende onderdelen in het uitbreidingsplan waren het grote kazerneterrein in het westen van de stad en het groengebied dat ter hoogte van de Bieslandse Bovenpolder zou moeten verschijnen. Uitvoering De oorspronkelijke vraag van de gemeente aan de Commissie Berlage was of er een alternatief denkbaar was voor het dempen van de grachten. De commissie antwoordde hierop met een volwaardig uitbreidingsplan. Hoewel de gemeente het plan met de nodige interesse heeft bestudeerd verdween het vrij snel na de publicatie in de la. Het plan werd te idealistisch bevonden. Men vond het teveel gericht op wenselijkheid, te weinig op uitvoerbaarheid. Ook was men van mening dat het nieuwe kanaal te dicht op de binnenstad lag, met het gevolg dat de stad in de iets verdere toekomst beperkt zou worden in haar uitbreiding in oostelijke richting. Wel was de gemeente geïnteresseerd in de ophoging van het spoor, al vond men het voorgestelde deel wat zou worden opgehoogd te kort. Uiteindelijk heeft het plan wel de nodige invloed gehad op de ontwikkeling van Delft. Zo werd in dit plan de kiem gelegd voor het spoorviaduct. Dat werd in 1961 daadwerkelijk gebouwd. Ook vindt de locatie van de universiteitscampus zijn oorsprong in dit plan. En is 50 jaar na de publicatie van het plan alsnog een groot groengebied -in de vorm van de Delftse Hout- ten oosten van Delft aangelegd. Bronnen: - Commissie Berlage (1921), Uitbreidingsplan Delft - Delftse Courant (24-02-1920), Groot Delft. - Delftse Courant (06-03-1922), Het rapport der dempingscommissie. - Hoogenberg, E.J., Verbrugge, B.D. (1982). Bedreigde gebouwen - Bouwen, breken en behouden in Delft 1840-1940. - Stadsarchief Delft (2018), Plan Berlage.